Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [128]Roep luide met uw stem, [129]gij dochter van Gallim! [130]laat ze horen tot [131]Lais toe, o ellendige [132]Anathoth! 128. Hebreeuws eigenlijk neit, (bries) gelijk de paarden; dat is, verhef uwe stem en schreeuw luide. 129. Jeruzalem was de moederstad, de kleine steden werden dochters genoemd. Hier wordt gesproken van de inwoners van Gallim, een stad in den stam van Benjamin gelegen, gelijk ook de steden van welke vs.31 gesproken wordt. 130. Anders: O gij arme Anathoth, laat u horen tot Lais toe. Of aldus: Merk op, o Lais. 131. Eene stad, gelegen aan het uiterste van het Joodse land. Zie Richt.18:14,27,28. 132. Eene stad in Benjamin, waar de profeet Jeremia geboren is, drie mijlen van Jeruzalem gelegen. Zie Joz.21:8, en Jer.1:1.